20431 |
begraven |
begraven:
begráávə (L429p Guttecoven)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18798 |
begrip, besef |
belul:
belul (L429p Guttecoven),
verstand:
verstentj (L429p Guttecoven)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)]
III-1-4
|
24301 |
bek |
muil:
WLD
mōēl (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21830 |
bekendmaken |
bekendmaken:
bekənt makə (L429p Guttecoven)
|
officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21514 |
bekeuren |
beboeten:
beboettə (L429p Guttecoven)
|
iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17646 |
bekkenholte |
schoot:
sjoat (L429p Guttecoven)
|
heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22677 |
bekkens |
bekkens:
beͅkəs (L429p Guttecoven)
|
Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
beköstige (L429p Guttecoven),
betalen:
neat betale (L429p Guttecoven),
te lekker:
te lekker (L429p Guttecoven)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21357 |
bekvechten |
disputeren (<fr.):
Van Dale: disputeren (<Fr.), wetenschappelijk redetwisten; - kibbelen, twisten.
dĭspeteeren (L429p Guttecoven),
dĭspeteiren (L429p Guttecoven)
|
redetwisten [SGV (1914)]
III-3-1
|
25075 |
belangrijk, van belang |
van belang:
và-belang (L429p Guttecoven)
|
van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|