e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luikjes of valdeurtjes in het binnendeksel van een duivenmand klepjes: klèpkəs (Guttecoven) Hoe heet verder in Uw dialect: luikjes en valdeurtjes in het binnendeksel? [N 93 (1983)] III-3-2
luilak luierik: luierik (Guttecoven), vuilik: voelik, dê ste bès (Guttecoven) luilak [DC 11] || luilak [~, die je bent] [SGV (1914)] III-1-4
luiportaal kerkhal: kirkhal (Guttecoven) Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)] III-3-3
luisteren luisteren: løstere (Guttecoven) luisteren [SGV (1914)] III-1-1
luizen luizen: lūūz (Guttecoven) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: luizen [N 93 (1983)] III-3-2
luns pin: pen (Guttecoven) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf schijf: šīf (Guttecoven) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11
lurken lurken: lurke (Guttecoven), lurken (Guttecoven) lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
lusten gaarne hebben: dat höb ich gaer (Guttecoven), lusten: löste (Guttecoven), löste(n) (Guttecoven) lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3
maag maag: maach (Guttecoven) maag [maach, maacht] [N 10 (1961)] III-1-1