26113 |
naald |
naalde:
nǭlj (L429p Guttecoven)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
23814 |
naampatroon |
patroonheilige:
petroanheilige (L429p Guttecoven)
|
Een naampatroon, de heilige naar wie men is genoemd [namenspatroeën]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21941 |
naar beneden duiken |
duiken:
dūūkə (L429p Guttecoven)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: naar beneden vallen, duiken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
noa de kirk (L429p Guttecoven)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
23529 |
naar de mis gaan |
de mis horen:
mès huere (L429p Guttecoven)
|
De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
heiversj gaon (L429p Guttecoven),
naar huis gaan:
nao hous gaon (L429p Guttecoven)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (L429p Guttecoven)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (L429p Guttecoven)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
23725 |
nabidden |
nabeden:
naobèèe (L429p Guttecoven)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21816 |
nabootsen |
nadoen:
noadoon (L429p Guttecoven)
|
iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)]
III-3-1
|