19052 |
nieuws |
nieuws:
nuuts (L429p Guttecoven)
|
nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
nusjerig (L429p Guttecoven),
nuusjeerig (L429p Guttecoven)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
gapen:
gape (L429p Guttecoven)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L429p Guttecoven),
niezen:
neeze (L429p Guttecoven)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
nagelsrib:
nagelsrûb (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
wêrd (L429p Guttecoven)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20504 |
nippen |
lepsen:
lèpsje (L429p Guttecoven),
nippen:
nippe(n) (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20401 |
noemen |
noemen:
nuime (L429p Guttecoven),
nuimen (L429p Guttecoven)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
30213 |
nok |
vorst:
vēš (L429p Guttecoven)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)]
III-2-1
|