21348 |
nors |
bars:
barsj (L429p Guttecoven),
nors:
norg (L429p Guttecoven)
|
norsch (barsch) [SGV (1914)] || onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
sjriefgèldj (L429p Guttecoven)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21122 |
noten afslaan |
slaan:
WLD
sjlaon (L429p Guttecoven)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33559 |
notenboom |
notenboom:
-
noteboum (L429p Guttecoven)
|
okkernoot [DC 17 (1949)]
I-7
|
33501 |
notendop |
schaal:
WLD
sjaal (L429p Guttecoven)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notulə (L429p Guttecoven)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (L429p Guttecoven)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
sjmörgès (L429p Guttecoven),
ochtend:
mörge (L429p Guttecoven)
|
s morgens) [N 91 (1982)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
24947 |
oever |
kant:
kant (L429p Guttecoven),
oever:
oover (L429p Guttecoven),
ouver (L429p Guttecoven)
|
oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23408 |
offerblok |
offerstok:
offersjtok (L429p Guttecoven)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|