33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
WLD
greun (L429p Guttecoven),
onrijp:
ŏanriep* (L429p Guttecoven)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || onrijp [SGV (1914)]
I-7
|
25175 |
onstuimige lucht |
nutte lucht:
nutte loeg (L429p Guttecoven)
|
onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20581 |
ontbijt |
koffiedrinken, het -:
koffiedränken (L429p Guttecoven),
morgeneten:
8 uur
mörgenaeten (L429p Guttecoven),
voormiddag, de -:
voormiddig (L429p Guttecoven)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 8 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
ontsmettingstuig:
ōntšmęteŋstȳg (L429p Guttecoven)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
21688 |
ontvangen |
beuren:
beurə (L429p Guttecoven)
|
in het bezit gesteld worden van bijv. geld [beuren, inbeuren ontvangen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
krot:
WLD
kroet (L429p Guttecoven)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)]
I-7
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stęi̯nbok (L429p Guttecoven)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
mager land:
māgǝr lęnjtj (L429p Guttecoven)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
manse koe:
mau̯s kō (L429p Guttecoven)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
hommelbui:
hoammelbuuj (L429p Guttecoven)
|
onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|