21470 |
aangeven, verklikken |
aangeven:
aangaevə (L429p Guttecoven),
verklappen:
vèrklappə (L429p Guttecoven)
|
een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
beduimelen:
bedoemele (L429p Guttecoven)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25243 |
aanhoudend regenen |
knoeien:
knoaje (L429p Guttecoven)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21847 |
aanhoudend vragen |
zaniken:
zāānikkə (L429p Guttecoven),
zeveren:
zeiverə (L429p Guttecoven)
|
aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21707 |
aankondigingskastje |
kastje:
kèskə (L429p Guttecoven)
|
de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21872 |
aanrekenen |
geld vragen:
gèèdj vraoge (L429p Guttecoven)
|
betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25096 |
aanrijgen |
rijgen:
riegə (L429p Guttecoven)
|
tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24977 |
aanwezigheid |
daar zijn:
doa zeen (L429p Guttecoven)
|
de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24573 |
aar van de lisdodde |
lampenveger:
WLD
làmpə veagərs (L429p Guttecoven),
luus:
geen mv.
luusj (L429p Guttecoven)
|
aar vd grote lisdodde [DC 13 (1945)] || aar vd grote lisdodde (kolf, toorts, fakkel). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33159 |
aardappel |
aardappel:
ē̜rpǝl (L429p Guttecoven),
ęrpǝl (L429p Guttecoven)
|
Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f]
I-5
|