19555 |
schuimspaan |
schuimlepel:
sjuumlepel (L429p Guttecoven),
sjuumlêpel (L429p Guttecoven)
|
schuimspaan [SGV (1914)] || schuimspaan, schuimlepel [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21370 |
schuld |
schuld:
sjout (L429p Guttecoven)
|
Geldschuld, schuld die men nog moet betalen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21369 |
schuldig (zijn) |
schuldig (zijn):
sjuljig (L429p Guttecoven),
sjŭljig (L429p Guttecoven)
|
schuld hebbend aan een overtreding of misdrijf [schuldig, plichtig] [N 90 (1982)] || schuldig [SGV (1914)]
III-3-1
|
18102 |
schurft |
rui:
ru (L429p Guttecoven),
schurft:
sjŏarf (L429p Guttecoven),
šørf (L429p Guttecoven)
|
Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] || schurft [SGV (1914)]
I-11, III-1-2
|
24428 |
schurftmijt |
schurftluis:
sjurfloes (L429p Guttecoven)
|
mijt die schurft veroorzaakt door gangetjes te graven in de huid van mens en dier [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18951 |
schurk, smeerlap |
schavuit:
sjavuut (L429p Guttecoven)
|
schavuit [SGV (1914)]
III-1-4
|
22427 |
schutsboom |
schietstang:
sjeetsjtang (L429p Guttecoven)
|
De lange staak waar bovenop een houten vogel is bevestigd die afgeschoten moet worden [schuttersboom, schutsboom, gaai, gaaipers, pers, wip, sprang]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22824 |
schutter |
schutter:
sjutter (L429p Guttecoven)
|
schutter [SGV (1914)]
III-3-2
|
22853 |
schutters |
schutters:
sjuttesj (L429p Guttecoven)
|
schutters (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
achterschuur:
axtǝršȳr (L429p Guttecoven),
schuur:
šȳr (L429p Guttecoven)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|