22327 |
spelletje |
potje:
pøͅtjə (L429p Guttecoven)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
afzatten:
ááfzatte (L429p Guttecoven),
afzetten:
ààfzètté (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-2
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperver (L429p Guttecoven)
|
sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
bonen:
WLD
bòane (L429p Guttecoven)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
knetteren:
knettere(n) (L429p Guttecoven),
springen:
sjpréénge (L429p Guttecoven)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
kijl:
kīl (L429p Guttecoven)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
sjpeigel (L429p Guttecoven)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
17569 |
spier |
spier:
sjpier (L429p Guttecoven)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22401 |
spiertje trekken |
lotje trekken:
løͅtjə treͅkə (L429p Guttecoven)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
bommelen:
Van Dale: bommelen, 5. (gew.) spijbelen.
bômmele (L429p Guttecoven)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|