20534 |
stoven |
stoven:
sjtoave (L429p Guttecoven),
sjtoove(n) (L429p Guttecoven),
sjtooven (L429p Guttecoven),
sudderen:
suddere (L429p Guttecoven)
|
bakken; Hoe noemt U: Spijzen met boter of vet bereiden (kuinen) [N 80 (1980)] || stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21249 |
straat |
straat:
sjtraot (L429p Guttecoven)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
19538 |
straatbezem |
straatborstel:
stroatbuustel (L429p Guttecoven)
|
bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21213 |
straatgoot |
zijp:
ziep (L429p Guttecoven)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20301 |
straf geven |
straf geven:
sjtroaf gêve (L429p Guttecoven),
straffen:
sjtroave (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)]
III-2-2
|
34263 |
stremsel |
stremsel:
štręmsǝl (L429p Guttecoven)
|
Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II]
I-11
|
18776 |
streng |
strang:
štraŋk (L429p Guttecoven)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.]
II-7
|
19083 |
streng (bn.) |
strang:
sjtrang (L429p Guttecoven)
|
streng (bijv. nw.) [SGV (1914)]
III-1-4
|
18777 |
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] |
strang:
sjtrank (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
streng:
sjtreng (L429p Guttecoven)
|
Aantal te samen gedraaide of gewonden bundel draden waarin garen in de handel komt (streng, streen, kluit) [N 79 (1979)] || streng (garen) [SGV (1914)]
III-1-3
|
32649 |
strijkbord, riester |
strijkbord:
štrīk˱bǫrt (L429p Guttecoven)
|
Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.]
I-1
|