20589 |
tabakssap |
zever:
zeijver (L429p Guttecoven),
zeiver (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
tōͅfəl (L429p Guttecoven)
|
tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
23711 |
tafelgebed |
voor en na het eten:
veur en nao et aeten (L429p Guttecoven)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19530 |
tafelmes |
tafelmets:
toafelmets (L429p Guttecoven)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
WLD
tak (L429p Guttecoven)
|
dikke tak [DC 25 (1954)] || Een twee- of meerjarige twijg (tak, spil, tekker). [N 82 (1981)] || tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
33018 |
tak op ingezaaid land |
vreerijs:
vrē̜ris (L429p Guttecoven)
|
De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.]
I-4
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
famielie (L429p Guttecoven)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24727 |
takken (coll.) |
kroon:
WLD
kroan (L429p Guttecoven),
tak (mv.):
tek (L429p Guttecoven)
|
Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
24707 |
takken krijgen |
loten (krijgen):
WLD
lèùt (L429p Guttecoven)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
schans:
voorin de bakoven
sjanse (L429p Guttecoven)
|
[SGV (1914)]
I-7
|