21281 |
verkwisten |
doordraaien:
doordraejə (L429p Guttecoven)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
aafsjloan (L429p Guttecoven)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
verlegen:
verlege (L429p Guttecoven)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verleeze (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
verleize (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
verliezen [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
25091 |
vermengen |
mengen:
mengə (L429p Guttecoven)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25098 |
vernielen |
vernielen:
verneele (L429p Guttecoven),
verneile (L429p Guttecoven)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
21832 |
vernomen verhaal |
gehoord:
geheurt verhoal (L429p Guttecoven)
|
een vernomen verhaal [meul] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23374 |
verpachte banken |
verpachte plaatsen:
verpachte plaatsen (L429p Guttecoven)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23249 |
verplichte feestdag |
hoge dag:
hoagendaag (L429p Guttecoven)
|
Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24997 |
verpulveren |
verpulveren:
verpulvərə (L429p Guttecoven)
|
tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|