20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitkaas:
fluitkeas (L429p Guttecoven),
fluitkeejes (L429p Guttecoven),
platte kaas:
platte kaes (L429p Guttecoven),
platte keas (L429p Guttecoven)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Het dikke van geschifte karnemelk (hotsel?) [N 16 (1962)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štęi̯n[klee] (L429p Guttecoven),
wilde klee:
weljǝ [klee] (L429p Guttecoven)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (L429p Guttecoven),
wit moes:
wit moos (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwiksjtaart (L429p Guttecoven),
kwiksjtart (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
kwikstaartje:
kwikschtertje (L429p Guttecoven)
|
kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waterlelie (L429p Guttecoven)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
mik:
mik (L429p Guttecoven)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
21873 |
woeker |
laten latsen:
laotə latsə (L429p Guttecoven)
|
onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
gounsdig (L429p Guttecoven),
woensdag:
woonsdig (L429p Guttecoven)
|
de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
21131 |
woest, wild rijden |
rossen:
Van Dale: II. rossen, hard, woest rijden.
rossə (L429p Guttecoven)
|
woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24776 |
wolfskers |
wolfskers:
WLD
wòlfskeesj (L429p Guttecoven)
|
Wolfskers (atropa belladonna). Plant uit bosrijke bergstreken, als artsenij-gewas gekweekt en soms verwilderd. De bladeren zijn gaafrandig met 1 tot 3, meestal enigszins overhangende, paarsachtig bruine bloemen in de oksels. De bessen zijn zwart en zeer g [N 92 (1982)]
III-4-3
|