e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kaas, wrongel fluitkaas: fluitkeas (Guttecoven), fluitkeejes (Guttecoven), platte kaas: platte kaes (Guttecoven), platte keas (Guttecoven) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Het dikke van geschifte karnemelk (hotsel?) [N 16 (1962)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklee: štęi̯n[klee] (Guttecoven), wilde klee: weljǝ [klee] (Guttecoven) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kappes: kappes (Guttecoven), wit moes: wit moos (Guttecoven, ... ) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaart: kwiksjtaart (Guttecoven), kwiksjtart (Guttecoven, ... ), kwikstaartje: kwikschtertje (Guttecoven) kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
witte waterlelie waterlelie: -  waterlelie (Guttecoven) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
wittebrood mik: mik (Guttecoven) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3
woeker laten latsen: laotə latsə (Guttecoven) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woensdagx goensdag: gounsdig (Guttecoven), woensdag: woonsdig (Guttecoven) de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)] III-4-4
woest, wild rijden rossen: Van Dale: II. rossen, hard, woest rijden.  rossə (Guttecoven) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1
wolfskers wolfskers: WLD  wòlfskeesj (Guttecoven) Wolfskers (atropa belladonna). Plant uit bosrijke bergstreken, als artsenij-gewas gekweekt en soms verwilderd. De bladeren zijn gaafrandig met 1 tot 3, meestal enigszins overhangende, paarsachtig bruine bloemen in de oksels. De bessen zijn zwart en zeer g [N 92 (1982)] III-4-3