26006 |
zijwanden |
ruls:
røls (L429p Guttecoven)
|
Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
zilver gèldj (L429p Guttecoven)
|
zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33602 |
zilveruitje |
sint-jansuntje:
mv -s
Sint Jansunke (L429p Guttecoven)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24401 |
zilvervisje |
schietworm:
sjeethwôrm (L429p Guttecoven)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
20166 |
zindelijk |
proper:
praoper (L429p Guttecoven)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
zingen:
zaengə (L429p Guttecoven)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
22081 |
zitplaats van de duif |
plankje:
plènkskə (L429p Guttecoven),
stek:
sjtèk (L429p Guttecoven)
|
de zitplaats van de duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17827 |
zitten |
zitten:
zitte (L429p Guttecoven)
|
zitten [SGV (1914)]
III-1-2
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
boam (L429p Guttecoven)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33721 |
zoden afsteken |
steken:
štē̜kǝ (L429p Guttecoven)
|
Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b]
I-8
|