17745 |
zwak, slap |
zwak:
zjwaak (L429p Guttecoven)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
18537 |
zwart pak |
fantasiepak:
fanteziepak (L429p Guttecoven)
|
pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33481 |
zwarte bes |
zwarte wiemeren:
mv: -6 of wiemert6
zjwarte wiemer6 (L429p Guttecoven),
zwarte wiemerten:
mv: -6 of wiemert6
zjwarte wiemert6 (L429p Guttecoven)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
meelde:
meeje (L429p Guttecoven)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kroa (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)]
III-4-1
|
24865 |
zwarte nachtschade |
nachtschade:
WLD
nagsjhaadə (L429p Guttecoven)
|
Zwarte nachtschade (solanum nigrum). Een 10 tot 40 cm grote, kruidachtige plant, niet windend; de stengels zijn iets behaard of kaal; de bladeren zijn iets eivormig, gaafrandig of iets bochtig getand; de bloemen groeien in schermvormige trossen, wit van k [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19541 |
zwavelstok |
solferstek:
solfersjtek (L429p Guttecoven)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24930 |
zwavelx |
solfer:
solfer (L429p Guttecoven)
|
zwavel [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smik:
šmek (L429p Guttecoven)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18056 |
zweet |
zweet:
sjweit (L429p Guttecoven)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|