18671 |
doordeweekse kleren |
`s werkdaagse kleren:
zwerdigse kleijer (L429p Guttecoven)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
doare (L429p Guttecoven),
doorn (mv.):
dör (L429p Guttecoven),
döör (L429p Guttecoven)
|
doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)] || doorns [SGV (1914)]
III-4-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornenkroon:
dörenkroan (L429p Guttecoven)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24619 |
doornstruik |
doornenstruik:
doaresjtroek (L429p Guttecoven)
|
doornstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
20848 |
dopen |
dopen:
duipen (L429p Guttecoven)
|
doopen [SGV (1914)]
III-3-3
|
33521 |
doperwten |
doperwten:
WLD
dop erwtə (L429p Guttecoven)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
24753 |
dophei |
hei:
WLD
heij (L429p Guttecoven)
|
Dophei (erica tetralix een 10 tot 50 cm lage plant. De stengels zijn stijf behaard; de bladeren bevinden zich in 4-tallige kransen, ze zijn smal, ongesteeld en niet afvallend; aan de rand zijn de bladeren klierachtig behaard; de bloemen bevinden zich in [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21311 |
dorp |
dorp:
dörp (L429p Guttecoven)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|
21544 |
dorpskom |
kom:
koemp (L429p Guttecoven)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33119 |
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer |
bed:
bęt (L429p Guttecoven),
worp:
wørp (L429p Guttecoven)
|
Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.]
I-4
|