e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

Gevonden: 4202
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dronkaard zuiplap: zoeplap (Guttecoven, ... ), zōēplap (Guttecoven) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
dronken zat: zaat (Guttecoven, ... ) dronken [N 10 (1961)] || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn een stuk in hebben: ei sjtök inne höbbe (Guttecoven) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droog blijven droog houden: het dreug haauwte (Guttecoven), overblijven: eeiver blieve (Guttecoven), t blijft over]: euver blieve (Guttecoven) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog snot snot: sjnòt (Guttecoven) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)] III-3-2
droogdoek, theedoek droogdoek: drø&#x0304əx˂dōk (Guttecoven) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek droogrek: drø̄xrɛk (Guttecoven) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
drop houtkoek: hautkook (Guttecoven) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater houtkoekwater: houwkookwater (Guttecoven) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer miezerig (weer): meizerig (Guttecoven), nat (weer): eine naate zomer (Guttecoven, ... ), naat (Guttecoven, ... ), regenachtig (weer): rèègen èchtig (Guttecoven), vies (weer): veesj (Guttecoven), vochtig (weer): voegtig (Guttecoven) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4