18989 |
slimmerik |
schlauberger (du.):
sjlauw’berjer (Q121d Haanrade)
|
slimmerik
III-1-4
|
18977 |
slons (slodder?) |
lodder:
lod’der (Q121d Haanrade),
schlampig (du.) juultje:
E sjlampieg joelsje (Q121d Haanrade),
E sjlam’pieg joelsje (Q121d Haanrade),
schmuddelig (du.) wijf:
E sjmoed¯delieg wief
sjmoed’delieg wief (Q121d Haanrade),
tante gudula:
ing tant joedela (Q121d Haanrade),
troela:
troel’la (Q121d Haanrade)
|
een slordig vrouwmens || een slordige vrouwmens || slons || slordige, soms brutale vrouw || vuil, onzindelijk
III-1-4
|
19315 |
slordig |
klommelig:
kloe’melieg (Q121d Haanrade),
schlampig (du.):
sjlam’pieg (Q121d Haanrade)
|
slordig
III-1-4
|
19894 |
slot |
slot:
šlǭs (Q121d Haanrade)
|
Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-9
|
32543 |
sluitmand |
sluitmandel:
šlūsmaŋǝl (Q121d Haanrade)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.]
II-12
|
20491 |
slurpen |
lepsen:
D¯r hónk lepsjet ¯t janse kumpsje leëg
lep’sje (Q121d Haanrade)
|
slurpen
III-2-3
|
20601 |
smaken |
smaken:
Los ¯t diech sjmaa¯che
sjmaa’che (Q121d Haanrade)
|
smaken
III-2-3
|
20490 |
smakken |
pletsen:
plets’je (Q121d Haanrade),
smakken:
Sjmak nit zoeë bij ¯t èse
sjmak’ke (Q121d Haanrade)
|
smakken
III-2-3
|
18978 |
smeerpoes |
dreksemmer:
dreks’emmer (Q121d Haanrade),
dreksvarken:
dreks’verke (Q121d Haanrade),
drekszak:
dreks’zak (Q121d Haanrade),
kniesbuil:
knies’bül (Q121d Haanrade)
|
smeerpoes
III-1-4
|
30469 |
smetlijn |
snoerkoord:
šnōrkǫat (Q121d Haanrade)
|
Met een kleurstof ingestreken stuk touw dat gebruikt wordt om een rechte lijn af te tekenen op bijvoorbeeld een te zagen stuk hout. Het strakgespannen touw wordt daartoe in het midden opgetild en vervolgens weer losgelaten. Op deze wijze verkrijgt men een rechte lijn op het hout. De smetlijn wordt zowel door de timmerman als door de houtzager gebruikt. Zie ook het lemma ɛsmetlijnɛ in Wld II.9, pag. 161/215.' [N 50, 20a; monogr.]
II-12
|