33515 |
staakbonen |
stekkenbonen:
sjtek’keboeëne (mv.) (Q121d Haanrade)
|
stokboon
I-7
|
19805 |
staande klok |
standuhr (d.):
štant˂ūr (Q121d Haanrade)
|
staande klok
III-2-1
|
26166 |
staander |
steigerpaal:
[steiger]pǭl (Q121d Haanrade
[(idem)]
)
|
De lange, verticaal in of op de grond geplaatste steigerpaal van rondhout of metaal. Zie ook afb. 17. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2a; monogr.]
II-9
|
20125 |
staart |
staat:
sjtats (Q121d Haanrade)
|
staart
III-4-2
|
30568 |
steengaas |
ribbenstrek:
rebǝštrɛk (Q121d Haanrade)
|
Bouwmateriaal dat bestaat uit een rasterwerk van ijzergaas waarbij op de knooppunten kleine kruisvormige lichamen van klei vastgebakken zijn. Steengaas wordt gebruikt voor het vasthouden van pleisterlagen voor plafonds, gewelven, etc. Zie ook afb. 89. 'Ribbenstrek' is volgens Lochtman (pag. 32) een draadweefsel dat het pleisterwerk van een plafond tot steun dient. [monogr.]
II-9
|
19637 |
steenkool |
cannel:
kɛnəl (Q121d Haanrade),
griskolen:
jreskoͅalə (Q121d Haanrade),
huisbrand:
hūs˂braŋk (Q121d Haanrade),
kool:
koͅal (Q121d Haanrade)
|
cannel, harde glanzende steenkool || huisbrand || mensel van kolen en kolengruis || steenkool
III-2-1
|
29963 |
steiger |
gerust:
jǝrø̜s (Q121d Haanrade),
steiger:
štījǝr (Q121d Haanrade
[(+)]
)
|
De langs het bouwwerk opgetrokken stellage, bestaande uit houten of metalen palen en planken, waarop de metselaar staat tijdens zijn werkzaamheden. Een enkele houten steiger wordt opgebouwd uit verticaal geplaatste palen, de 'staanders', die enigszins hellend naar de muur in of op de grond geplaatst worden. Hieraan worden horizontaal met behulp van steigertouwen de 'aanbinders' gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Over de kortelingen worden de steigerplanken gelegd die de steigervloer vormen. Bij steigers waarvan de werkvloeren hoger dan 2,50 m boven de begane grond liggen, worden leuningen en kantplanken aangebracht. Vervolgens worden langs de buitenkant van de staanders langsschoren bevestigd. In het Standaardnederlands is het woord 'steiger' mannelijk, in een aantal plaatsen in met name Nederlands Limburg echter onzijdig. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een onzijdig genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [S 35; L B1, 172; N 32, 1a; N 32, 1c; monogr.; N 32, 2e]
II-9
|
29972 |
steigerplanken |
steigerbreder:
[steiger]brēr (Q121d Haanrade)
|
De houten planken die op de kortelingen worden gelegd en de vloer van de steiger vormen. Zie ook afb. 18. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(steiger)-' en '(stelling)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 3c; monogr.]
II-9
|
19744 |
stekker |
stekker:
štɛkər (Q121d Haanrade)
|
stekker
III-2-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
baar:
bār (Q121d Haanrade),
grèle:
jryl (Q121d Haanrade)
|
aarden vaatwerk || keulse pot
III-2-1
|