e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haanrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
toilet a-b: abē (Haanrade), abtritt (d.): aptret (Haanrade), huisje: hysjə (Haanrade) w.c. || w.c. (meestal buitenshuis) III-2-1
tongenworst tongenworst: tson’gewoeësj (Haanrade) tongeworst III-2-3
tortelduif lachduif: laach’doef (Haanrade) tortelduif III-4-1
traag traag: troag (Haanrade) traag, langzaam III-1-4
trage vrouw slagbedrag: sjlaag’bedraag (Haanrade) domme, luie vrouw III-1-4
trapleuning trappen-gelènder: trapəjəlɛndər (Haanrade) trapleuning III-2-1
traploper trappenloper: trapəlø&#x0304fər (Haanrade) traploper III-2-1
trappenhuis trappengang: trapəjaŋk (Haanrade) trappenhuis III-2-1
trede trede: tret (Haanrade) Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.] II-9
treiteren plagen: ploa’ge (Haanrade), zanken (du.): vgl. Kerkrade Wb. (pag. 249): tsenke, plagen; tsenke, ziech, kibbelen. WNT: zengen, 1e)d. van personen die een bron van ergernis zijn: kwellen, tergen.  tsen’ke (Haanrade) plagen III-1-4