e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haanrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vader vader: vad’der (Haanrade) vader III-2-2
vak in een kast regaal: rəjāl (Haanrade) vak in een kast III-2-1
vak van een kast regaal: rəjāl (Haanrade), vak: fax (Haanrade) plank of vak in een kast || vak van kast of bureau III-2-1
valeriaan valeriaan: bal’driejaan (Haanrade) valeriaan III-4-3
vals vals: valsj (Haanrade) vals III-1-4
varkensvet schmalz (du.): sjmalts (Haanrade) reuzel III-2-3
vat, ton ton: tǫn (Haanrade), vat: vā.s (Haanrade) Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.] II-12
vat, ton (naar inhoud) ankertje: ɛŋkǝršǝ (Haanrade) In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.] II-12
veel drinken buizen: päo’ze (Haanrade), zuipen: Dee zoeffet wie inne karebengel, wie inne karehónk Vrès wie ing kats en zoef wie inne hónk. da bliefste jezónk  zoef’fe (Haanrade) zuipen III-2-3
veelvraat keus: kø̄s (Haanrade), vreter: vrè’ser (Haanrade) vreetkop || vreetzak III-2-3