20330 |
vader |
vader:
vad’der (Q121d Haanrade)
|
vader
III-2-2
|
19999 |
vak in een kast |
regaal:
rəjāl (Q121d Haanrade)
|
vak in een kast
III-2-1
|
19454 |
vak van een kast |
regaal:
rəjāl (Q121d Haanrade),
vak:
fax (Q121d Haanrade)
|
plank of vak in een kast || vak van kast of bureau
III-2-1
|
24616 |
valeriaan |
valeriaan:
bal’driejaan (Q121d Haanrade)
|
valeriaan
III-4-3
|
19051 |
vals |
vals:
valsj (Q121d Haanrade)
|
vals
III-1-4
|
20646 |
varkensvet |
schmalz (du.):
sjmalts (Q121d Haanrade)
|
reuzel
III-2-3
|
32342 |
vat, ton |
ton:
tǫn (Q121d Haanrade),
vat:
vā.s (Q121d Haanrade)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
32344 |
vat, ton (naar inhoud) |
ankertje:
ɛŋkǝršǝ (Q121d Haanrade)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.]
II-12
|
20503 |
veel drinken |
buizen:
päo’ze (Q121d Haanrade),
zuipen:
Dee zoeffet wie inne karebengel, wie inne karehónk Vrès wie ing kats en zoef wie inne hónk. da bliefste jezónk
zoef’fe (Q121d Haanrade)
|
zuipen
III-2-3
|
20497 |
veelvraat |
keus:
kø̄s (Q121d Haanrade),
vreter:
vrè’ser (Q121d Haanrade)
|
vreetkop || vreetzak
III-2-3
|