26882 |
verband |
verband:
dǝr vǝrbaŋk (Q121d Haanrade)
|
De wijze waarop men bij het metselen van muren de stenen op en naast elkaar plaatst. [monogr.]
II-9
|
19377 |
verdieping |
stock (d.):
štoͅk (Q121d Haanrade)
|
verdieping
III-2-1
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q121d Haanrade)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
19625 |
verfkwast |
pinsel:
pinzǝl (Q121d Haanrade)
|
Haarbundel die met behulp van touw, een ijzeren ring of een ijzeren of koperen bus aan een steel bevestigd is. De verfkwast wordt gebruikt voor het opbrengen en uitstrijken van verf. Het haar is meestal varkens- of runderhaar, voor speciale doeleinden ook dassehaar, marterhaar of eekhoornhaar. De invuller uit Q 111 noemt bovendien ook nog visotterhaar en runderoorhaar, dat gebruikt werd voor kwasten voor fijn werk. [N 67, 30a; N 67, 32; monogr.]
II-9
|
19251 |
vergeetachtig |
vergeetlijk:
verjès’lieg (Q121d Haanrade)
|
vergeetachtig
III-1-4
|
19597 |
vergiet |
zij:
zeͅi̯ (Q121d Haanrade),
zijschotel:
zeͅi̯šotəl (Q121d Haanrade, ...
Q121d Haanrade)
|
vergiet || zeef
III-2-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
Dat èse woar ópjewermde kroam
óp’werme (Q121d Haanrade)
|
opwarmen
III-2-3
|
19370 |
verhuizen |
omtog:
ømtsox (Q121d Haanrade),
omtrek:
ømtrɛk (Q121d Haanrade),
omtrekken:
ømtrɛkə (Q121d Haanrade)
|
verhuizen || verhuizing; verhuizen
III-2-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrij’e (Q121d Haanrade)
|
verkering hebben, vrijen
III-2-2
|
18850 |
verlegen (zijn) |
bleu:
blüe (Q121d Haanrade)
|
bleu, verlegen
III-1-4
|