19523 |
vetpot |
vetduppen:
vɛt˂døpə (Q121d Haanrade),
vetgrèle:
vɛtjryl (Q121d Haanrade)
|
vetpot
III-2-1
|
20574 |
vieruursboterham |
caf-drinken, het -:
`s namiddags om plm. 4 uur
kaf’fedrinke (Q121d Haanrade)
|
koffiedrinken
III-2-3
|
20894 |
vijg |
vijg:
vieg (Q121d Haanrade)
|
vijg
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vil (Q121d Haanrade)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.]
II-11
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
vilǝ (Q121d Haanrade)
|
Harde materialen, inz. metalen, met behulp van een vijl bewerken, slijpen of gladmaken. [N 33, 84 add.; monogr.]
II-11
|
24265 |
vink |
botvink:
bóf’fink (Q121d Haanrade)
|
boekvink
III-4-1
|
19745 |
viooltje |
chris-oogje:
driekleurig
kris’eugs-je (Q121d Haanrade)
|
I-7
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
visj (Q121d Haanrade)
|
vis
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
hengel:
hen’gel (Q121d Haanrade),
visgaard:
visj’jeët (Q121d Haanrade)
|
hengel
III-4-2
|
20727 |
vlaai |
vladem:
Verklw. vleëmsje
vlaam (Q121d Haanrade)
|
vla
III-2-3
|