id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24621 | herfsttijloos | herfstbloem: herfs’blom (Haanrade) | herfsttijloos III-4-3 |
24877 | herik | mosterdbloem: mós’terdblom (Haanrade) | herik III-4-3 |
24321 | hert, ree | hert: hiersj (Haanrade), ree: rieë (Haanrade) | hert || ree III-4-2 |
19647 | het gras maaien | (het) gras afdoen: ⁄t jraas afdoeë (Haanrade) | Wat is bij u de uitdrukking voor \'het gras afmaaien\'? (afdoen, afsnijden) [N 104 (2000)] III-2-1 |
19638 | het licht aandoen | aanmaken: aamaache (Haanrade) | Wat zegt u tegen \'het licht aansteken\'? (aandoen, aanmaken, aandraaien) [N 104 (2000)] III-2-1 |
19768 | het vuur aansteken | aandoen: āduə (Haanrade) | aandoen, aansteken III-2-1 |
20404 | heten | heten: heesje (Haanrade) | heten III-2-2 |
24912 | heuvel, kleine hoogte | heuvel: hüe⁄vel (Haanrade), hgel (du.): hüe⁄jel (Haanrade), hippel: hüp⁄pel (Haanrade) | heuvel || heuveltje III-4-4 |
31598 | hoefijzer | hoefijzer: h ̇of˱īzǝr (Haanrade [(mv -īzǝrǝ)] ), h ̇uf˱īzǝr (Haanrade [(mv -īzǝrǝ)] ) | IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11 |
25008 | hoek (tussen twee lijnen) | hoek: ek (Haanrade), hoek (Haanrade), winkel: win⁄kel (Haanrade) | hoek III-4-4 |