e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haanrade

Overzicht

Gevonden: 1350
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtmolm molm: mólm (Haanrade) molm III-2-1
houtrasp rijfijzer: rīf˱īzǝr (Haanrade  [(grove rasp)]  ) Staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van hout. Zie ook afb. 57. De houtrasp wordt gebruikt om een werkstuk een eerste, voorlopige bewerking te geven. Het ruwe oppervlak wordt vervolgens met een houtvijl verder glad gemaakt. [N 33, 99; N 53, 144a; N 64, 53h; monogr.] II-12
houtskolen ameren: oͅamərə (Haanrade) gloeiende houtskolen III-2-1
houtskool houtskool: hōtskoͅal (Haanrade), krichelskool: krexəlskoͅal (Haanrade) houtskool || houtskool, gedeeltelijk uitgebrande kolen III-2-1
houtspaander fidibus: filəpus (Haanrade), fimp: fɛmp (Haanrade) houtspaander (om de pijp mee aan te steken) III-2-1
houtsplinter splinter: špleŋktǝr (Haanrade) Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12
houtworm houtworm: hoots’wórm (Haanrade) houtworm III-4-2
hovaardig groots: jrüetsj (Haanrade), hovaardig: hoeë’veedieg (Haanrade), ingebeeld: i’-jebild (Haanrade) ingebeeld, verwaand || verwaand || verwaand, trots III-1-4
huichelen huichelen: häu’chele (Haanrade) huichelen III-1-4
huif van de huifkar huif: hūf (Haanrade) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13