e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haanrade

Overzicht

Gevonden: 1350

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aszeef ringelskorf: reŋəlskøͅrf (Haanrade) kolenzeef III-2-1
avondmaal avondbrood: oa’vendbroeëd (Haanrade) avondeten III-2-3
azijn essig: Zoeë zoer wie es¯sieg D¯r knien in d¯r es¯sieg leëje  es’sieg (Haanrade) azijn III-2-3
babbelaar melksklompje: milchs’klumsje (Haanrade) caramel III-2-3
baby, zuigeling wickelditz-je: wik’keldiets-je (Haanrade), wikkelkind: wik’kelkink (Haanrade) bakerkind, baby III-2-2
badkuip bad: bat (Haanrade), badebètte (d.): bādəbyt (Haanrade) bad || badkuip III-2-1
bakken bakken: Bakke en broane is nit ummer eëve jód jeroane: bakken en braden lukt niet altijd even goed  bak’ke (Haanrade) bakken III-2-3
balkenbrij balkenbrij: bal’kebrij (Haanrade), panharst: pan’nas (Haanrade) balkenbrij III-2-3
balklaag, roostering gebalk: jǝbɛlǝk (Haanrade) De gezamenlijke balken die op één verdieping gelegen zijn. Zij vormen de basis voor de vloer van de betreffende verdieping en de zoldering van de onderliggende verdieping. In L 210 werden de zolderribben geplaatst als de muren op plafondhoogte gemetseld waren. [N 54, 115a; monogr.] II-9
band reep: rēf (Haanrade) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12