e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hefhout, hulpstaart ploegkluppel: plōxklø̜pǝl (Haelen) De houten steel die men gebruikte om de ploeg op te tillen, werd gestoken tussen de knecht en de ploegboom of door een metalen beugel bij het snijpunt van ploegboom en ploegstaart. In sommige gevallen was deze steel blijvend met de ploeg verbonden d.m.v. een strak gespannen touw tussen die steel en de ploegstaart. Op deze wijze ontstond er een tweede staart. De ploeg kon nu met beide handen bediend worden en was beter bestuurbaar. In andere gevallen was er geen vaste, met de ploeg verbonden hulpstaart, maar werd de ploegstok daarvoor aangewend. Blijkens de verstrekte gegevens was dit het geval in: K 278, 314, 353, L 163, 163a, 215, 244c, 268, 270, 286, 295, 312, 314, 321, 322, 324, 328, 364, 374, 416, P 175, 176, Q 20, 97, 111, 111x, 162 en 204a. Voor de benamingen van deze steel in de vermelde plaatsen zie men het lemma ploegstok. [N 11, 36] I-1
heggenmus blauwvink: blauwvink (Haelen), mus: mus (Haelen) heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] || Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
heibezem heienbezem: heijebèèsem (Haelen) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heizicht, heizeis heizicht: heizicht (Haelen) Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b] II-4
heizode heiplag: hęi̯plak (Haelen), heipoest: hęi̯pus (Haelen), heiris: hęi̯res (Haelen), plag: plak (Haelen), ris: res (Haelen), vlik: flek (Haelen) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
heizode los- en stukploegen schaven: šāvǝ (Haelen) [N 27, 16] I-8
hek aan de ingang van een wei barrier: brēr (Haelen), poort: port (Haelen), varen: vǭrǝ (Haelen) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
helpen helpen: hèlpe (Haelen) helpen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
hen met kuikens broek: bruk (Haelen), kloeker: klukǝr (Haelen) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hen zonder staart stopstaart: stupstɛrt (Haelen) [N 19, 62b; monogr.] I-12