id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19511 | hengsel | hengel: hingel (Haelen) | hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1 |
33748 | hengst | hengst: heŋst (Haelen) | Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9 |
33757 | hengstveulen | hengstveulen: heŋstvø̜̄lǝ (Haelen) | Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9 |
34440 | herdershond | herdershond: hęrdǝrshǫnjtj (Haelen), schepershond: šipǝrshǫnjtj (Haelen) | Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12 |
24894 | herfst, najaar | herfst: hirfs (Haelen), hèrfs(t) (Haelen), hèrfst (Haelen), najaar: naojaor (Haelen) | herfst (bamis(tijd), natijd, uitgang) [DC 39 (1965)] || het derde van de vier jaargetijden, de tijd tussen zomer en winter [bamis, bamistijd, natijd, uitgang] [N 91 (1982)] III-4-4 |
25151 | herfstdraden | herfstdraden: Nb. Er moet nog een ander woord bestaan, dat ik helaas niet kan achterhalen. hèrfstdrèùj (Haelen) | herfstdraden [zomervamen] [N 22 (1963)] III-4-4 |
24877 | herik | herik: hērek (Haelen), hɛrek (Haelen), - herik (Haelen) | herik (Sinapis arvensis) [DC 17 (1949)] || Sinapis arvensis L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland en in open bermen met goudgele bijeenstaande bloempjes en zaden in de vorm van zeer dunne opstaande boontjes. Het bloeit van mei tot september. De lengte varieert van 30 tot 80 cm. Het is ook bekend onder de oude naam krodde of wilde mosterd. Dit onkruid wordt vaak verward met knopherik (Raphanus raphanistrum L.), waar het sterk op lijkt. Knopherik komt meer voor op zandige akkers en bermen, terwijl de zaden groter zijn evenals de bloempjes, waarvan de kleur kan variëren van wit tot donkergeel en paars. Het bloeit van juli tot augustus en wordt 20 tot 60 cm hoog. Bij de opgaven wordt door een aantal informanten op dit verschil gewezen. Melm is droge akkergrond. Zie Goossens 1964; 1970 en 1988, 95-108. [N C, 2; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 17, 12; A 43, 12; monogr.] I-5, III-4-3 |
34145 | herkauwen | neringen: nēreŋǝ (Haelen) | Het eerst niet of nauwelijks gekauwde, in de voormaag gedeeltelijk verteerde voedsel opnieuw verwerken. Zie afbeelding 7. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 4, 13; L 14, 26; L 14, 88; L 20, 13; S 13; monogr.] I-11 |
24458 | hermelijn | fluwijn: fluwien (Haelen) | hermelijn [DC 07 (1939)] III-4-2 |
32952 | het hooi is binnen | is binnen: es˱ benǝ (Haelen) | Gevraagd werd naar de dialekt-weergave van de uitdrukking "Het hooi is binnen". In Q 100 vult de zegsman dan aan: "Het hooi is onder de pannen ... en den erme man is oet de sjuur." Het onderwerp van de gegeven uitdrukkingen is steeds: hooi. [N 14, 127] I-3 |