e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hinkelblokje scherf: potscherf  sjerf (Haelen), steentje: steen  steentje (Haelen) hinkelblokje [VC 10] III-3-2
hinkelen pothinken: pot hinken (Haelen) hinkelspel [VC 10] III-3-2
hinken hinkelen: hinkele (Haelen), hinken: hinke (Haelen) Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)] III-1-2
hinniken hummeren: hømǝrǝ (Haelen) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: hood (Haelen) hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen hondskooi: hóndjskôôj (Haelen) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hø̄jǝ (Haelen), leiden: lęi̯jǝ (Haelen) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoedenspeld hoedspengel: hoodsjpéngel (Haelen) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef hoef: hōf (Haelen) Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-9
hoef van de koe klauw: klau̯w (Haelen) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11