id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20744 | appeltaart | appeltaart: appeltaart (Haelen) | Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
20753 | appeltaartje | appeltaartje: appeltèèrtje (Haelen) | Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
21848 | arbeid | werken: wirke (Haelen) | het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] III-3-1 |
33100 | aren lezen | aren rapen: ǭrǝ rāpǝ (Haelen), zomeren: zø̜̄mǝrǝ (Haelen) | Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4 |
32877 | arend van de zeis | ang: ãŋ (Haelen) | Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3 |
18239 | armband | armband: ermbandj (Haelen) | band- of ringvormig, gewoonlijk metalen sieraad dat om de arm of pols gedragen wordt [armband, bracelet] [N 86 (1981)] III-1-3 |
21709 | armbestuur | armbestuur: ermbesjtuur (Haelen), arme, de ~: d’n erme (Haelen) | de instelling die zich tot doel stelt arme mensen te ondersteunen [arme, armekom-mer, grootvaal, armbestuur] [N 90 (1982)] III-3-1 |
25055 | armvol | armvol: ene hervel huij (Haelen), ermvol (Haelen), hęrvǝl (Haelen) | armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.] I-4, III-4-4 |
32672 | asblok | aslade: aslāi̯ (Haelen), lade: lāi̯ (Haelen) | Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.] I-13 |
33277 | asperge | asperge: ęspɛržǝ (Haelen), sperge: spɛržǝ (Haelen) | Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.] I-5 |