34073 |
hoorn van de koe |
hoorn:
hø̜̄r (L322p Haelen)
|
[N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.]
I-11
|
24169 |
hop |
hop:
maakt nest van koeflaters, vandaar"doe stinks wie ein hop".
hop (L322p Haelen),
hophap:
hoep is de klank van de roep
hoepap (L322p Haelen)
|
hop || hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18841 |
hopen |
hopen:
haope (L322p Haelen)
|
een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32926 |
hopen spreiden |
spreiden:
spręi̯ǝ (L322p Haelen)
|
Het uiteengooien van de middelgrote soort hopen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hopen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 109]
I-3
|
33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
knevel:
knēvǝl (L322p Haelen),
sluitbalk:
šlūt˱balǝk (L322p Haelen)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
18233 |
horloge |
horloge:
h⁄rloge (L322p Haelen)
|
uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17847 |
hotsen |
hobbelen:
hoebele (L322p Haelen)
|
zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21459 |
houden van |
houden van:
van emes haoje (L322p Haelen)
|
liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34216 |
houder van slachtvee |
vetmester:
vɛtmɛstǝr (L322p Haelen)
|
[N 3A, 77d]
I-11
|
22183 |
houtduif |
houtduif:
houtdoef (L322p Haelen),
houtdōēf (L322p Haelen)
|
houtduif || houtduif (41 grootste en bekendste van het stel; wit aan nek en vleugels; broedt overal in bossen en tegenwoordig ook in dorp en stad; vaak in grote troepen [N 09 (1961)]
III-4-1
|