e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kauw dool: dòòl, dölke (Haelen), dooltje: deulke (Haelen), dòòl, dölke (Haelen), dölke (Haelen), kauwtje: kauwke (Haelen, ... ) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] III-4-1
kauwen bijten: biete (Haelen), knauwelen: knauwələ (Haelen), soms  knauwele (Haelen) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
keel la(ai): lāi̯ (Haelen) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot keel: kèl (Haelen), strot: stroat (Haelen) keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)] III-1-1
keelgat keelsgat: kéélsgaat (Haelen) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1
keelketting, keelriem keelriem: kē̜lrēm (Haelen) De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26] I-10
keerstrook, wendakker voordel: vøę̄rǝl (Haelen), meervoud  vøę̄rǝls (Haelen), voorhoofd: vøę̄rhø̜i̯t (Haelen), voorkop: vǭrkǫp (Haelen  [(mv vǭrkø̜p)]  ) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keffen keffen: Veldeke  keffe (Haelen, ... ) Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)] III-2-1
kegelen kegelen: kaegele (Haelen) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kennen kennen: kinne (Haelen) kennen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4