id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21788 | kwelling/pesterij | temptatie (<fr.): temptatie (Haelen) | het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-3-1 |
17692 | kwijl | zever: zeiver (Haelen) | Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] III-1-1 |
21833 | kwinkslag | slag: sjlaag (Haelen) | een grappig, koddig gezegde [slag, dreun] [N 87 (1981)] III-3-1 |
19980 | kwispelstaarten | kwispelen: Veldeke kwispele (Haelen) | Hoe noemt u de staart heen en weer bewegen, als teken van vriendschap, gezegd van honden (kwispelen, kwipselen, kwipselstaarten, kwispelstaarten) [N 83 (1981)] III-2-1 |
21668 | kwitantie | kwitantie: kwitantie (Haelen) | kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)] III-3-1 |
24925 | laag grond | laag: laog (Haelen), ən laoch (Haelen, ... ) | laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)] III-4-4 |
33081 | laag schoven op de wagen | koplaag: kǫplǭx (Haelen), laag: lǭx (Haelen), rollaag: rǫlǭx (Haelen [(aan de buitenkant)] ) | Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4 |
33659 | laaggelegen weidegrond | broek: brōk (Haelen) | Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8 |
33649 | laagliggende akker | op de lage: opǝ līǝgǝ (Haelen) | Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8 |
33650 | laagte in een akker | zak: zak (Haelen), zomp: zomp (Haelen) | Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8 |