e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lammetjespap boekweitspap: bookespap (Haelen) Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
lampenpit wiek: week (Haelen) lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1
landauer landauer: landauer (Haelen) een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)] III-3-1
landerijen land: lanjtj (Haelen), veld: vɛljtj (Haelen) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landrol wel: wɛl (Haelen) De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2
landstreek streek: sjtreek (Haelen), ən sjtreek (Haelen, ... ) landstreek, gebied dat door bijv. tradities, landschap, taal enz een zekere eenheid vormt [contrei, streek, strom] [N 81 (1980)] III-4-4
lang ruw haar rond buik en uier duivelshaar: dȳvǝlshǭr (Haelen) Eerste haar dat een veulen verliest. [N 8, 23] I-9
lang schortlint lang snoer: lang sjneur (Haelen) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
lange broek lange boks: lang bóks (Haelen) pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3
lange dunne tak gard: Veldeke  gaert (Haelen), waterscheut: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  wáátərsjeut (Haelen) Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)] III-4-3