33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladen:
blāi̯ǝ (L322p Haelen),
braken:
brōǝkǝ (L322p Haelen)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
loon:
lôôn (L322p Haelen),
paye, paie (fr.):
Opm. men kent de uitdrukking: "ich hub gepeijtj"(= ik heb gebeurd).
peij (L322p Haelen)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
loops:
luips (L322p Haelen),
løͅi̯ps (L322p Haelen)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)], [N C (1962)]
III-2-1
|
24724 |
loot uit slapend oog |
scheut:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
sjèùt (L322p Haelen)
|
Een loot ontstaan uit een slapend oog (knop die onder normale omstandigheden niet tot ontwikkeling komt) (sprant). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
scheut:
Veldeke
sjäöt (L322p Haelen),
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
sjèùt (L322p Haelen)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
i.e. flink doorstappen.
laupe (L322p Haelen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24674 |
lork |
lariks:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
laariks (L322p Haelen),
lork:
Veldeke
lork (L322p Haelen)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34008 |
losgetuigd leiden |
losgetuigd leiden:
lǫs˲gǝtȳx lęi̯ǝ (L322p Haelen)
|
Een paard zonder zadel en niet tussen berries leiden met de teugel. [N 8, 101c]
I-10
|
18697 |
losse linnen halsboord |
kraag:
kraag (L322p Haelen)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
manchet:
mansjette (L322p Haelen)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|