32778 |
onkruideg, stoppeleg |
kleinmaak[eg]:
klęinmāk˱[eg] (L322p Haelen
[(vierkant)]
),
onkruids[eg]:
onkrūts˱[eg] (L322p Haelen
[(driehoekig, van hout)]
),
stoppel[eg]:
stǫpǝl[eg] (L322p Haelen
[(driehoekig)]
)
|
De onkruideg is een eg waarmee men onkruid en wortels van met name kweekgras uit de akker opegde. Met deze eg bewerkte men ook ondiep geploegd stoppelland. Ze werd verder nog gebruikt om het land vlak te trekken en om een akker die geploegd moest worden, voor te bewerken. Men maakte vooral bij deze eg gebruik van de egketting. Door deze verder naar achteren op de eg vast te maken, kon men de tanden van de eg dieper door de grond laten gaan. De onkruideg was vroeger vaak een drie- of vierhoekige houten eg met schuin naar voren gerichte tanden. Wat de vorm betreft, leek ze op de zaadeg, maar ze had minder en tevens langere tanden, die dieper door de grond gingen en waaraan het onkruid minder bleef vastzitten. Als men maar één eg had of gezien de grondsoort ter plaatse dezelfde eg voor meerdere doeleinden kon gebruiken, spande men de eg "scherp" aan, wanneer bij de bestrijding van onkruid e.d. diep geëgd moest worden. Egbenamingen naar de stand van de tanden hoeven dus niet een andere eg te betreffen dan die welke men - maar dan "bot" aangespannen - bij het ineggen van zaad gebruikte. Bijzonderheden omtrent de vorm (‚àÜ, vierkant, –î), het materiaal en het aantal tanden van de onkruideg zijn, voorzover die werden opgegeven, achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Aan het einde van het lemma staan enige termen die duiden op de vorm van de onkruideg of het materiaal waaruit deze vervaardigd was, en andere die een moderner egtype betreffen, dat men later is gaan gebruiken voor de bestrijding van onkruid e.d. Voor dialectvarianten in de (...)-vorm zij verwezen naar de betrokken lemmata in de omgeving. Wat met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 70 + 72; N 11A, 160 + 169g; N J, 10 add.; N P, 15 + 16 add.; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
19267 |
onnozel persoon |
stommerik:
sjtòmmerik (L322p Haelen),
stumper:
sjtumper (L322p Haelen),
sul:
sul (L322p Haelen),
uil:
uul (L322p Haelen),
uilskuiken:
uulskuke (L322p Haelen)
|
een ezelachtig persoon, een zeer dom iemand [nienop, carnichon, loep, zebedeus, uil, uilskuiken, aap, sufferd] [N 85 (1981)] || een onozel persoon [stumper, bleuter] [N 85 (1981)] || iemand die ontzettend dom is [nienop] [N 85 (1981)] || zeer dom, zich gedragend als een ezel [suf, sloom, dwaas, ezelachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22316 |
onnozele-kinderendag |
onnozele-kinderen:
Onnêûzele kiṇjer (L322p Haelen)
|
Onnozole kinderen [allerkindere]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20922 |
onrijp |
groen:
Veldeke
greun (L322p Haelen),
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
greun (L322p Haelen),
onrijp:
Veldeke
ònriep (L322p Haelen)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
gaarrijp:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
gĭĕəriēp (L322p Haelen),
groen:
Veldeke
greun (L322p Haelen),
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
greun (L322p Haelen),
onrijp:
Veldeke
ònriep (L322p Haelen)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)] || Onvolgroeid, gezegd van een vrucht (vernepen). [N 82 (1981)]
I-7
|
19279 |
onrustig persoon |
onrustige ziel:
ònröstige zeel (L322p Haelen)
|
een onrustig persoon, persoon die geen rust heeft, altijd bezig is [roerwarmoes] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18973 |
onschuldig |
onnozel:
onneuzel (L322p Haelen)
|
zonder besef van goed en kwaad [onschuldig, onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25175 |
onstuimige lucht |
wilde lucht:
en wilj lòcht (L322p Haelen)
|
onstuimige, woest bewolkte lucht [grellig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21901 |
ontberen |
mankeren:
mankere (L322p Haelen)
|
niet hebben waaraan men grote behoefte heeft, ontberen [derven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20581 |
ontbijt |
eerste koffie, de -:
1e koffie (L322p Haelen),
koffie, de -:
koffie (L322p Haelen, ...
L322p Haelen),
koffiedrinken, het -:
koffiedrinken (L322p Haelen),
ontbijt
kófĭĕ drinkə (L322p Haelen)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 5 - 7 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 - 8 uur ontbijt [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 7 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|