e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor het kuiken kuiken: kȳkǝ (Haelen), tiet, tiet: tīt, tīt (Haelen), tjiep, tjiep: tjip, tjip (Haelen) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kus, kus, kus (Haelen), kys, kys, kys (Haelen), varken: vɛrkǝ (Haelen) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lam: lām (Haelen), met, met: mɛt, mɛt (Haelen) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap schaap: šǭp (Haelen) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roepen schreeuwen: sjreve (Haelen) op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] III-3-1
roeper omroeper: omrèùper (Haelen) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roepwoord om de klokhen te lokken broek, broek, broek: bruk, bruk, bruk (Haelen), tiet, tiet: tīt, tīt (Haelen) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit geit: gęi̯t (Haelen), met, met: mɛt, mɛt (Haelen) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit geitje: gęi̯tjǝ (Haelen), met, met: mɛt, mɛt (Haelen) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roerdomp roerdomp: roerdomp (Haelen) roerdomp (76 bruingestreepte, geheimzinnige rietvogel die in het voorjaar een ver hoorbaar geluid laat horen [ehh-hóémmmmm], lijkend op loeien van een koe of geluid van een misthoorn; er is nog een kleine soort die blaft als een hondje [N 09 (1961)] III-4-1