21102 |
bijten |
bijten:
bīēte (L322p Haelen)
|
bijten [DC 37 (1964)]
III-2-3
|
22705 |
bikkel(s) |
kootje:
kø͂ͅtjəs (L322p Haelen)
|
De beentjes. [N R (1968)]
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
kootje draaien:
kø͂ͅtjə dreͅijə (L322p Haelen)
|
Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bats (L322p Haelen, ...
L322p Haelen,
L322p Haelen),
batz (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] || Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9, III-1-1
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
duizend gulden:
1000 gulje (L322p Haelen)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
honderd gulden:
100 gulje (L322p Haelen)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
tientje:
tientje (L322p Haelen)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21634 |
biljet van twintig gulden |
twintig gulden:
twintig gulje (L322p Haelen)
|
20 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21636 |
biljet van vijfentwintig gulden |
vijfentwintig gulden:
25 gulje (L322p Haelen)
|
25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21635 |
biljet van vijftig gulden |
vijftig gulden:
50 gulje (L322p Haelen)
|
50 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|