20942 |
steen |
pit:
Veldeke
pit (L322p Haelen),
steen:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
sjtein (L322p Haelen)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33683 |
steenachtige grond |
kiezelgrond:
kēzǝlgronjtj (L322p Haelen)
|
Grond die vol stenen of kiezel zit. [N 27, 32; N 11, 2d; N 27, 31; A 10, 4]
I-8
|
19637 |
steenkool |
kolen:
kòòle (L322p Haelen)
|
kolen [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
24251 |
steenuil |
steenuil:
bijna alle uilen worden ook "tòòrenuul"genoemd
steinūūl (L322p Haelen)
|
uil: steenuil (22 vrij klein en afgerond; veel bij boerderijen, knotwilgen en schuurtjes; roep [wieuw, wieuw] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24383 |
stekelbaars |
baars:
WLD
báárs (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
Hoe noemt u de stekelbaars: een vis die in de winter naar zee trekt en in het voorjaar terugkomt naar zoet water om zich voort te planten. Hij heeft geen schubben maar beschermende plaatjes. Op de rug komen drie stekels voor, op de buik twee. Het mannetje [N 83 (1981)]
III-4-2
|
32686 |
stelmechanismen aan de ploeg |
hooghaak:
ho ̝ǝxhǭk (L322p Haelen)
|
Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.]
I-1
|
18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
sjtelpe (L322p Haelen)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
sjtumme (L322p Haelen)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
sjtempele (L322p Haelen)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
stemvork:
sjtumvork (L322p Haelen)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|