e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trossen poezen: pūzǝ (Haelen) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots groots: greuts (Haelen) vervuld en blijk gevend van een gevoel van meerderheid boven anderen [groots, fier, trots, heel, freet, moedig, moetig,glorieus] [N 85 (1981)] III-1-4
trouwen trouwen: trouwe (Haelen) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 87 (1981)] III-2-2
trouwpak trouwpak: trouwpak (Haelen) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trui tricot (fr.): trico (Haelen, ... ), tricot (Haelen) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] || Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuberculose t.b.c.: t.b.c. (Haelen) Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] I-11
tuieren op de/een tuier zetten: opǝ tūi̯ǝr zɛtǝ (Haelen), tuieren: tȳi̯ǝrǝ (Haelen) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierhamer tuierhamer: tyi̯ǝrhāmǝr (Haelen), tȳi̯ǝrhāmǝr (Haelen) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal tuierpaal: tȳi̯ǝrpǭl (Haelen) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats weiplaats: weiplaats (Haelen) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11