e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitneembaar frontje giletje (<fr.): sjelééke (Haelen) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitnodigen noden: neuje (Haelen) iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)] III-3-1
uitschelden uitschelden: oetsjelle (Haelen) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] III-3-1
uitslag vertonend brandig: brɛnjex (Haelen) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitsliepen uitsliepen: oetsliepe (Haelen) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitspannen uitspannen: utšpanǝ (Haelen) Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10
uitstellen uitstellen: oetsjtelle (Haelen) iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)] III-1-4
uitvlucht uitvlucht: oetvluch (Haelen) wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)] III-1-4
uitwerpselen van het paard paardskeutel: pęrskø̄tǝl (Haelen) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien flats: flats (Haelen), koeflat: kuflāt (Haelen), koeflater: kuflātǝr (Haelen), koeflats: kuflats (Haelen), koestront: kustronjtj (Haelen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11