e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaste boord boord: bòòrd (Haelen), kraag: kraag (Haelen) kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
vaste uitwerpselen drek: drɛk (Haelen), keutelen: kø̄tǝlǝ (Haelen), schaapskrenten: šǭpskrentǝ (Haelen, ... ), stront: strontj (Haelen), varkenskeutel: vɛrkǝskø̄tǝl (Haelen) [N 76, 35; A 9, 24d]In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11, I-12
vaste voer- en drinkbak koebak: kuu̯bak (Haelen), trog: trǫx (Haelen) De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
vechten vechten: vechte (Haelen) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
vee fokken fokken: fǫkǝ (Haelen), opfokken: opfǫkǝ (Haelen) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: hǭi̯ǝ (Haelen) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veel drinken zuipen: zōēpe (Haelen), zóépə (Haelen) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || zuipen [DC 35 (1963)] III-2-3
veel geld waard veel geld waard: veul gèldj wèèrd (Haelen) veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)] III-3-1
veel te wijde broek flodderboks: flodderbeoks (Haelen) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] III-1-3
veelvraat vreetzak: vraetzak (Haelen), vréétsāk (Haelen), vreter: vréétər (Haelen) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3