34167 |
verdroogde kalf |
waterkalf:
wātǝrkǭf (L322p Haelen)
|
Kalf dat na afgestorven te zijn zonder bederf in de baarmoeder blijft zitten. [N 3A, 42]
I-11
|
17924 |
verfrommelen |
fronselen:
frunsele (L322p Haelen)
|
Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21453 |
vergaderen |
vergaderen:
vergadere (L322p Haelen)
|
ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19597 |
vergiet |
doorslag:
doorslaag (L322p Haelen)
|
Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
21412 |
verhaal |
verhaal:
verhòl (L322p Haelen)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
opwerme (L322p Haelen),
òpwèrmə (L322p Haelen)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21660 |
verhogen |
erop duwen:
deropduuje (L322p Haelen),
opzetten:
deropzette (L322p Haelen)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34171 |
verkeerd liggen |
achter een plank liggen:
achter een plank liggen (L322p Haelen)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (L322p Haelen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
sjans:
(is niet zo erg serieus).
sjans (L322p Haelen),
verkering:
verkering (L322p Haelen)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|