20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrieje (L322p Haelen)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
stīēf (L322p Haelen)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
verkaaid (L322p Haelen),
vǝrkōǝi̯ǝt (L322p Haelen)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
I-9, III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
verkwanselen:
verkwansele (L322p Haelen),
versjachelen:
versjachele (L322p Haelen)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)] || Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
handelen:
haṇjele (L322p Haelen)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
bleu:
blêû (L322p Haelen),
schouw:
sjouw (L322p Haelen),
verlegen:
verléége (L322p Haelen)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verlaege zeen (L322p Haelen)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34165 |
verlopen |
omlopen:
(de koe is) ǫmgǝlau̯pǝ (L322p Haelen)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
18853 |
vermoeden |
vermoeden:
vermoede (L322p Haelen)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18899 |
verplichting |
verplicht zijn:
verplich zeen (L322p Haelen)
|
het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|