e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloem bloem: blōm (Haelen), de bloom (Haelen) Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)] II-1, III-2-3
bloembol bloemenbol: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)  blooməbòl(lə) (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  blooməbòl (Haelen), bol: Veldeke  bòl (Haelen) Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemknop knoop: Veldeke  knoep (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  knŏĕp (Haelen) De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)] III-4-3
bloemkool bloemkool: bloomkoel (Haelen), blóémkôêl (Haelen) bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
bluts dompel: dumpel (Haelen) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blutse (Haelen) Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen, van een appel blutsen: Veldeke  blutsen (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  blutsə (Haelen) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bobbel, kleine verhevenheid bobbel: boebel (Haelen) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bochel bultje: bultje (Haelen), pokkel: poekel (Haelen) bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] III-1-2
bodem bodem: bōm (Haelen), karbodem: kɛrbǭm (Haelen) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13