e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woensdagx goensdag: goonsdaag (Haelen), goonsdig (Haelen) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] III-4-4
wolfseinde kap: kap (Haelen) Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.] II-9
wolfsgebit, gebroken gebit sjeesgebit: šīǝsgǝbēt (Haelen) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: wonj (Haelen) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonen wonen: wōēənə (Haelen, ... ) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] III-4-1
wormbulten gezwel: gǝzwɛl (Haelen) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
wormstekig da zitten wormen inne: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  dao zittə wörm innə (Haelen), daar zitten wormen in: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)  dər zittə wörm innə (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  dao zittə wörm innə (Haelen), der zitten wormen inne: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)  dər zittə wörm innə (Haelen), gewormd: Veldeke ?  gewòrmtj (Haelen, ... ), wormstekig: wormstekig (Haelen) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3
worstenbroodje worstenbroodje: worstebrêûdje (Haelen) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3
wortel (alg.) wortel: Veldeke  wòrtel (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  wórtəl (Haelen) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] III-4-3
wortelenvlaai moerenvlaai: mooreflaaj (Haelen) Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)] III-2-3