33476 |
cirkelvormig raam |
maanraam:
mǭnrām (L322p Haelen)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
24453 |
citroenvlinder |
citroentje:
Veldeke
citroentje (L322p Haelen),
citroenvlinder:
WLD
sietrŏĕnvlindər (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
Hoe noemt u de vlinder waarvan bij het mannetje de vleugels citroengeel zijn en bij het wijfje witachtig groen met een oranje middelpunt (citroentje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24406 |
cocon |
pop:
pop (L322p Haelen),
Veldeke
pòp (L322p Haelen, ...
L322p Haelen),
WLD
pőp (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
cocon [DC 18 (1950)] || Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18518 |
colbertjasje |
jas:
jas (L322p Haelen),
jasje:
jeske (L322p Haelen)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32598 |
compost |
bamdmest/beemdmest:
bānj[mest] (L322p Haelen),
bānjtj[mest] (L322p Haelen),
compost:
kǫmpǫs (L322p Haelen),
grasmest:
grāsmęst (L322p Haelen)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|
32810 |
cultivator, extirpator |
cultivator:
kølǝvātǝr (L322p Haelen),
reecultivator:
rīǝkølǝvātǝr (L322p Haelen
[(op wielen)]
)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
dees:
Veldeke
daes (L322p Haelen),
WLD
déés (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
Hoe noemt u de grote vlieg waarvan verschillende soorten in ons land voorkomen. De wijfjes zuigen bloed bij grote zoogdieren en mensen. De grote soorten steken pijnlijk en achtervolgen mensen en dieren met grote hardnekkigheid (daas, dazerik, dol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33095 |
dak van de mijt |
kap:
kap (L322p Haelen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Kap kan zowel op het gehele dak of, elders, alleen op de spits van het dak wijzen. In Q 158a wordt uitdrukkelijk aangegeven dat het dak kan uitlopen in een ronde spits ("appel") of in een spitse ("peer"), zie ook het lemma ''spits, kop van de mijt'' (5.1.24) en afbeelding 8. De opgaven die betrekking hebben op het materiaal waarmee gedekt wordt staan in het lemma ''strowalm'' (6.1.25). [N 15, 45b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24915 |
dal, vallei |
dal:
daal (L322p Haelen, ...
L322p Haelen),
laagte:
lîêchdjə (L322p Haelen),
ən lîêchdjə (L322p Haelen)
|
dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18706 |
damesblouse |
bloes:
bloes (L322p Haelen)
|
damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|