17650 |
achterwerk |
bodem:
baom (L322p Haelen),
kont:
kontj (L322p Haelen),
vot:
vot (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21139 |
achterwiel van een fiets |
achterrad:
achterraad (L322p Haelen)
|
het achterwiel van een fiets [riks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17630 |
adamsappel |
knop:
knoep ? (L322p Haelen)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
Veldeke
adder (L322p Haelen),
WLD
àddər (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17685 |
ademen |
ademen:
aome (L322p Haelen)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
òòr (L322p Haelen)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
24464 |
admiraalsvlinder |
vlinder:
vlinder (L322p Haelen)
|
admiraal of atalantavlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
33470 |
afdakje boven de poort |
kapel:
kapɛl (L322p Haelen),
oversteek:
ø̜̄vǝrštē̜ ̞k (L322p Haelen)
|
Het kleine afdakje dat op een muur is geconstrueerd boven de poort. [N 4A, 43b]
I-6
|
21448 |
afdingen |
afpingelen:
aafpingele (L322p Haelen)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgelaten melk:
āfxǝlǭtǝ mɛlk (L322p Haelen),
afgeroomde melk:
āfxǝrǫu̯mdjǝ mɛlk (L322p Haelen)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|