e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korf korf: kø̜rǝf (Halen) In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.] II-12
korset corselet (<fr.): Van Dale: corselet (Fr., verkl. v. Ofr. cors), combinatie van korset en bustehouder. *Van Dale (FN)!  kaslē (Halen), korset (<fr.): kərsēij (Halen), nu zo  kərsē (Halen) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst korst: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  køͅst (Halen), korstje: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  kəskə (Halen) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] III-2-3
kort onderrokje hemdje: həməkə (Halen) onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)] III-1-3
kort schortlint noeudje (<fr.): nøͅükə (Halen) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kortademig dempig: dempig (Halen) hij is dempig (kan moeilijk ademen) [ZND 23 (1937)] III-1-2
korte broek korte broek: køtə bruk (Halen), kətə bruk (Halen) broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)] III-1-3
korte onderbroek? onderbroekje: ondərbrəkskə (Halen), oͅndərbrykskə (Halen) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas jak: ja.k (Halen) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kø̜tmēǝl (Halen) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3