34465 |
krielkip |
kooshennetje:
kǭǝshęnǝkǝ (P048p Halen),
kriezelhennetje:
krizǝlhɛnǝkǝ (P048p Halen)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
22351 |
krijgertje spelen |
achtereen lopen:
achterieën (P048p Halen),
tikkertje spelen:
tikkertje (P048p Halen),
/
tikkertje (P048p Halen)
|
/ [SND (2006)] || Het kinderspel waarbij één kind de anderen tracht te tikken? [WVD 153 (2005)] || Lievelingsspel 1. [SND (2006)]
III-3-2
|
17579 |
kroeshaar |
krulhaar:
kroͅlhūr (P048p Halen)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20120 |
krols |
heet:
hiət (P048p Halen)
|
loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)]
III-2-1
|
19586 |
kroonkandelaar, luster |
luster:
algemeen
lystər (P048p Halen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20805 |
kruidnagel |
kruidnagel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10
kreudnagel (P048p Halen)
|
een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20712 |
kruim |
hart:
Syst. Frings
heͅt (P048p Halen)
|
Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
krø͂ͅn (P048p Halen)
|
kruin van het hoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24415 |
kruipend ongedierte |
gewormte:
gəwərmtə (P048p Halen),
wormen:
wərəmə (P048p Halen)
|
wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17649 |
kruis |
kruis:
krø̜̄s (P048p Halen, ...
P048p Halen),
krø̜s (P048p Halen)
|
Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || Kruising van ruggegraat en achterheupen, uitlopend in de staart en staartwortel. Zie afbeelding 2.31. [JG 1a, 1b; N 8, 13 en 14]
I-11, I-9
|